Struikvorm, halfstam en hoogstam zijn termen die worden gebruikt om de hoogte en vorm van fruitbomen te beschrijven.
Struikvormige bomen zijn korter en bossiger, meestal tot een hoogte van 2 meter, en worden vaak gebruikt voor kleinere tuinen of als sierbomen. Ze hebben een lage opbrengst en zijn over het algemeen gemakkelijker te onderhouden en te oogsten dan halfstam en hoogstam bomen.
Halfstam bomen zijn hoger dan struikvormige bomen, meestal tot een hoogte van 4 meter, en hebben een meer traditionele boomvorm. Ze hebben een hogere opbrengst dan struikvormige bomen en zijn over het algemeen gemakkelijker te onderhouden en te oogsten dan hoogstam bomen. Halfstam bomen worden vaak gebruikt in grotere tuinen of boomgaarden.
Hoogstam bomen zijn de hoogste van de drie, meestal tot een hoogte van 6 tot 8 meter, en hebben een traditionele boomvorm. Ze hebben de hoogste opbrengst van de drie en kunnen langer leven dan struikvormige en halfstam bomen. Hoogstam bomen worden vaak gebruikt in boomgaarden en hebben meer ruimte nodig dan struikvormige en halfstam bomen.
Kortom, de keuze tussen struikvorm, halfstam en hoogstam fruitbomen hangt af van de beschikbare ruimte, de gewenste opbrengst en de mate van onderhoud en oogstgemak. Struikvormige bomen zijn geschikt voor kleinere tuinen, terwijl halfstam bomen geschikt zijn voor grotere tuinen of boomgaarden. Hoogstam bomen zijn geschikt voor boomgaarden met voldoende ruimte.